Veel mensen die naar Barcelona komen, willen de gebouwen van Gaudí, waaronder de Sagrada Família, zien. Maar wie was deze architect precies en waarom is hij zo bekend geworden? In deze post vertel ik je alles over het leven van Gaudí: van zijn geboorte tot aan zijn komst naar Barcelona, zijn studentenjaren, liefdesrelaties en natuurlijk zijn spectaculaire carrière als architect.
Het leven en werk van Antoni Gaudí
Antoni Gaudí i Cornet, geboren op 25 juni 1852 in Reus (Tarragona), groeide uit tot een van de meest invloedrijke architecten van de modernistische beweging. Zijn levensloop was gevuld met artistieke ontwikkeling en unieke ontwerpen, maar ook met dieptepunten en mysteries. Laten we samen de geschiedenis van Gaudí verkennen.
De Gaudí i Cornet
De ouders van Gaudí, Francesc Gaudí i Serra en Antònia Cornet i Bertran, trouwden in 1843 in Reus. Beiden waren zonen van kopersmeden en waren al 30 jaar oud toen ze trouwden. Het echtpaar vestigde zich in een huis in Reus – de exacte locatie is onduidelijk; het zou in de straat Carrer de Sant Joan of Carrer de Sant Vicenç kunnen zijn -, waar Francesc zijn eigen werkplaats als kopersmid had.
De familie Gaudí i Cornet had vijf zonen. De oudste, Rosa, werd geboren op 5 mei 1844, vóór het jaar van het huwelijk van de ouders. De tweede, Maria, werd geboren op 27 juni 1845 en stierf vóór haar vijfde jaar, op 10 januari 1850. De derde, Francesc, werd geboren op 26 maart 1848 en stierf op tweejarige leeftijd, op 20 april 1850. De vierde, die ook Francesc werd genoemd, werd geboren op 27 mei 1851. De vijfde en laatste was Antoni, geboren op woensdag 25 juni 1852. Alle zonen werden gedoopt in de kerk van Sant Pere in Reus.
De geboorte van Gaudí
Antoni Gaudí werd geboren op woensdag 25 juni 1852 om half negen. Hoewel alle officiële documenten aangeven dat hij een inwoner van Reus was, beweren sommige mensen dat hij in Riudoms werd geboren, waar de familie een landhuis bezat.
Hoe dan ook, Gaudí werd op de dag na zijn geboorte gedoopt in de kerk van Sant Pere in Reus door de dominee, vader Josep Casas, en zijn ooms Plàcid Gaudí uit Riudoms en Raimunda Tarragó de Gaudí uit Barcelona, als peetouders.
De volledige naam van Gaudí was Antoni Plàcid Guillem Gaudí i Cornet: Antoni, omdat dit de naam was van de moeder en de grootvader van moederskant, Plàcid vanwege de naam van de peetoom, en Guillem vanwege Sint Willem de Kluizenaar, wiens feest op 25 juni wordt gevierd.
Gaudí werd geboren in een tijd waarin de samenleving volop in transformatie was. Dankzij de Industriële Revolutie was de bourgeoisie ontstaan, het proletariaat werd geleidelijk gevormd, en veel mensen emigreerden van het platteland naar de grote stad op zoek naar werk. Barcelona groeide, en de liefde voor Catalonië, die al meer dan een eeuw verboden was sinds de militaire nederlaag van 1714, keerde terug. Dit staat bekend als de Renaixença.
De jonge jaren van Gaudí
Als zoon van een familie van kopersmeden beleefde Gaudí een eenvoudige jeugd. De familie had het niet breed, maar leefde ook niet in armoede. Ze waren economisch zelfstandig en bewogen zich tussen twee werelden: het stedelijke Reus, destijds in 1852 de op een na belangrijkste stad van Catalonië, en het kleine landelijke Riudoms, waar Gaudí veel tijd doorbracht.
Gaudí ging naar de basisschool van Francesc Berenguer in Reus en vervolgde zijn opleiding aan de middelbare school in de Escuelas Pías van Reus. Hier ontmoette hij zijn beste jeugdvrienden, Josep Ribera Sans en Eduard Toda i Güell, met wie hij een satirisch tijdschrift genaamd El Arlequín oprichtte, waar hij voor tekende.
Gaudí werd opgevoed volgens de christelijke leer en hielp zijn vader in de zaak, waar hij de deugden van het handwerk en de directe omgang met klanten leerde.
Vanaf zijn kindertijd leed Gaudí echter aan reuma. Zijn zwakke gezondheid dwong hem tot langdurige rustperioden in de Mas de la Calderera, het ouderlijke landhuis in Riudoms.
Tijdens deze rustperiodes genoot Gaudí van het observeren van de natuur, die hij beschouwde als zijn belangrijkste leermeester en bron van kennis.
Om reuma te bestrijden, koos Gaudí daarnaast voor een vegetarisch dieet en omarmde hij enthousiast de hygiënische theorieën van de Duitse arts en priester Sebastian Kneipp.
De verhuizing naar Barcelona en zijn studentenjaren
In 1868, op 16-jarige leeftijd, besloot Gaudí naar Barcelona te verhuizen om zijn middelbare school af te ronden. Gaudí vestigde zich in de levendige wijk La Ribera, waar hij een woning deelde met zijn oudere broer Francesc, die destijds geneeskunde studeerde.
In 1869 besloot Gaudí bouwkunde te gaan studeren, waarvoor het noodzakelijk was enkele selectieve vakken te volgen aan de Faculteit der Wetenschappen. Dit duurde een aantal jaar, misschien om gezondheidsredenen, omdat de economische bescheidenheid van zijn familie niet toestond twee studenten van huis te houden, om zijn vader te helpen, of hoogstwaarschijnlijk vanwege een heroverweging van zijn universitaire studies.
In 1874 werd Gaudí uiteindelijk toegelaten tot de School van Architectuur in Barcelona, gevestigd aan de Universitat de Barcelona. Gaudí was geen uitblinker in zijn studies, maar hij behaalde voldoende resultaten om de elementaire architectuurkennis te krijgen. Hoewel zijn cijfers niet opvallend waren, sprongen twee uitmuntende beoordelingen eruit: één voor het vak tekenen en de andere voor het ontwerpen van gebouwen of hun componenten (projecten).
Tijdens zijn studie architectuur volgde hij gelijktijdig lessen in filosofie, geschiedenis, economie en esthetiek. Hij benadrukte dat de diverse architecturale stijlen niet louter voortkwamen uit esthetische ideeën, maar ook werden beïnvloed door sociale en politieke omgevingen.
Om zijn studies te bekostigen, zocht Gaudí bijbaantjes als tekenaar. Zo werkte hij samen met Josep Fontserè aan verschillende projecten in het Parc de la Ciutadella tussen 1875 en 1876, waaronder de grote cascada of waterval, de muziekkapel en de deuren en omheining van het park. Op verzoek van Fontserè werkte Gaudí ook mee aan het project van de Mercat del Born, dat in 1876 werd ingehuldigd.
Maar Gaudí zocht meer werk: bij de architect Francisco de Paula del Villar mocht hij meewerken aan het project van de nieuwe apsis van Montserrat, en bij Padrós & Borràs mocht hij de tram ontwerpen die Portal de la Pau met Can Tunis verbond.
Het was echter Joan Martorell die zijn belangrijkste mentor werd. Hij was een van Gaudí’s leraren, die hij bij talloze gelegenheden als tekenaar gebruikte. Zo werkten ze samen aan een project voor de gevel van de kathedraal van Barcelona in 1882, dat, hoewel niet goedgekeurd, veel lof ontving. Martorell beval Gaudí ook aan om de leiding te nemen over het project van de Sagrada Familia in 1883.
De werkplaats van Eudald Puntí was eveneens een belangrijke locatie in Gaudí’s carrière. Hier verwierf de jonge Gaudí vaardigheden in de ambachten van glasblazen, smeden, timmeren en pottenbakken, en bouwde hij vriendschappen op met andere kunstenaars en ambachtslieden waarmee hij samenwerkte.
Doordat Gaudí een student was, mocht hij zijn militaire dienst in 1874 op een administratieve afdeling in Barcelona voltooien en hoefde hij niet naar de fronten van de Derde Carlistenoorlog of de Cubaanse Oorlog.
De vooruitgang van Gaudí werd in 1876 overschaduwd door het tragische verlies van zijn broer en moeder. Drie jaar later overleed ook zijn zus, en haar dochter, die met ernstige gezondheidsproblemen kampte, werd onder de hoede van de architect en haar vader geplaatst.
Het begin van zijn carrière als architect
In 1878 behaalde Gaudí de titel van architect en opende hij zijn kantoor op nummer 11 van de Carrer del Call, in de oude Joodse wijk van Barcelona. Daar begon hij aan zijn eerste opdrachten te werken, waaronder de Cooperativa Obrera Mataronense, de straatverlichting voor het Plaça Reial en Pla de Palau in Barcelona, en een etalage voor de prestigieuze handschoenenwinkel Comella.
Dit laatste werk trok de aandacht van de invloedrijke industrieel Eusebi Güell i Bacigalupi, die in de daaropvolgende jaren de belangrijkste beschermheer van de architect zou worden.
Dankzij zijn relatie met Güell en zijn betrokkenheid bij de meest vooraanstaande intellectuele kringen van Barcelona, kon Gaudí nieuwe interessante contacten leggen en deelnemen aan steeds ambitieuzere architecturale projecten, waardoor hij de economische ontberingen van zijn studententijd achter zich kon laten.
1883 was een belangrijk jaar voor Gaudí: hij presenteerde de plannen voor zijn eerste grote werk, Casa Vicens, en begon met het project van El Capricho in de Cantabrische stad Comillas. Ook in 1883 aanvaardde Gaudí de opdracht om Francisco de Paula del Villar te vervangen in de bouw van de verzoeningstempel van de Sagrada Família in Barcelona, wat uiteindelijk zijn grootste project zou worden.
De bouwwerken van Gaudí
Barcelona werd het podium waarop Gaudí zijn meesterwerken creëerde. Zijn tijd in de Catalaanse hoofdstad inspireerde hem enorm. Gaudí gebruikte zijn liefde voor de regio en zijn passie voor de natuur in zijn ontwerpen, waarmee hij een onuitwisbare stempel drukte op de stad. Gaudí’s ontwerpen waren doordrenkt met vernieuwende ideeën, waarbij hij materialen zoals ijzer en keramiek op onconventionele manieren gebruikte. Naarmate hij groeide als architect, verwierf hij steeds meer bekendheid.
Zijn eerste grote opdracht was het ontwerp van Casa Vicens (1883-1888), een zomerhuis dat hij bouwde in het destijds onafhankelijke Vila de Gràcia voor de familie Vicens, met opvallende Moorse invloeden.
De tweede grote opdracht die volgde was El Capricho (1883-1885), een zomerverblijf dat hij bouwde voor de Markies van Comillas in het dorpje Comillas (Cantabrië).
Daarna volgde het landgoed van Eusebi Güell, de Pavellons de la Finca Güell (1884-1887). Dit markeerde het begin van een vruchtbare samenwerking tussen de twee mannen, die onder andere het Palau Güell (1886-1888), de Colònia Güell (1898-1914) en het Park Güell (1900-1914) bouwden.
Tussen 1887 en 1893 werkte Gaudí aan het Bisschoppelijk Paleis van Astorga, en tussen 1903 en 1915 aan de renovatie van de gotische kathedraal van Palma de Mallorca.
Tussen 1904 en 1906 creëerde Gaudí opnieuw een meesterwerk in Barcelona, het Casa Batlló, een appartementsgebouw bekend om zijn levendige kleuren, golvende vormen en organische ornamenten.
Casa Milà (1906-1912) was zijn laatste grote project voordat hij zich volledig wijdde aan de bouw van de Sagrada Família.
De basiliek van de Sagrada Família is het meest iconische werk van Gaudí en tegelijkertijd zijn levenswerk. Gaudí begon aan dit project in 1883 en werkte eraan tot aan zijn dood in 1926.
Hoewel Gaudí’s bouwwerken tegenwoordig wijdverspreid worden geprezen en erkend als werelderfgoed, ondervond hij tijdens zijn leven ook kritiek en onbegrip.
Sommige van zijn projecten, waaronder Park Güell, bleven onvoltooid, terwijl er bij anderen, zoals Casa Milà, onenigheid ontstond met de opdrachtgevers. Tot slot werden sommige projecten, zoals het hotel dat hij ontwierp voor de stad New York, het Hotel Attraction, uiteindelijk nooit gerealiseerd.
We kunnen niet anders zeggen dan dat Gaudí een genie en visionair was die trouw bleef aan zijn ideeën, wat soms als eigenzinnig en koppig kon overkomen. Volgens de overlevering zou hij ooit tegen de vrouw van de Güells hebben gezegd dat als hun dochter de kamer bij het Palau Güell niet groot genoeg vond om piano te spelen, ze beter viool kon leren spelen.
Het sociale leven van Gaudí
Sinds zijn studententijd in Barcelona leidde Gaudí een uiterst actief sociaal leven. In het begin omringde hij zich voornamelijk met andere reuencs (inwoners van Reus). Hij bezocht cafés zoals El Quatre Gats en Café Pelayo, was lid van de Associació Catalanista d’Excursions Científiques en nam regelmatig deel aan activiteiten van de culturele vereniging Ateneu Barcelonès en de opera in het Gran Teatre del Liceu.
Dankzij Güell ontmoette hij ook tal van interessante mensen en potentiële klanten. Gedurende deze periode besteedde Gaudí buitengewoon veel aandacht aan zijn uiterlijk en gedroeg hij zich als een echte dandy. Hij kleedde zich in dure pakken, dineerde in chique restaurants en gebruikte zelfs de koets om zich door de stad te verplaatsen.
Sommigen beweren dat Gaudí tussen zijn twintigste en dertigste lid was van de vrijmetselarij (al staat dat nergens vast). Echter, nadat hij zijn katholieke geloof herontdekte, distantieerde hij zich formeel van dit lidmaatschap.
Naarmate hij ouder werd, werd Gaudí steeds meer bezeten door zijn geloof. Vooral in zijn laatste jaren gaf hij zich volledig over aan zijn spirituele overtuigingen en begon hij als een kluizenaar te leven. Hij droeg eenvoudige kleding, beperkte zijn voedselinname en verwaarloosde zijn uiterlijk, wat uiteindelijk leidde tot zijn overlijden als een arme ziel.
De huizen van Gaudí
Gaudí heeft op diverse locaties in Barcelona gewoond, vooral tijdens zijn studentenjaren. In die tijd, toen de economie precair was, verhuisde hij samen met zijn broer regelmatig van huis, vaak binnen het oude stadscentrum.
Later verhuisde hij naar de wijk Eixample. Op 54-jarige leeftijd betrok hij het roze huis in Park Güell, waar hij samenwoonde met zijn vader en nicht. Dit was zijn langste verblijf in één huis. Hij woonde hier tot 1925, toen hij enkele maanden voor zijn overlijden besloot in de werkplaats van de Sagrada Família te gaan wonen.
Tip: Het roze huis in Park Güell is nu omgebouwd tot het Casa Museu Gaudí en is toegankelijk voor bezoekers.
Gaudí en de vrouwen
Hoewel Gaudí zijn hele leven vrijgezel bleef, worden hem vier verschillende liefdes toegeschreven.
De eerste was een platonische liefde: hij werd verliefd op een Franse dame in Reus, maar zij was al verloofd en bovendien slechts op vakantie, dus ze vertrok en liet Gaudí achter met een gebroken hart.
De tweede was een vrouw uit Mataró genaamd Pepeta Moreu, een liberale dame die veel van de wereld had gezien en naar verluidt de grote liefde van Gaudí was. Helaas koos Pepeta, ondanks alle bezoeken van Gaudí gedurende vier jaar, uiteindelijk voor een ander. Op de dag dat Gaudí besloot zijn liefde eindelijk aan haar te verklaren, wees Pepeta hem af door hem de verlovingsring van haar verloofde te laten zien.
De derde liefde was een vrouw die tot de protestantse religie behoorde, wat niet helemaal overeenkwam met Gaudí’s overtuigingen. De vierde was een vrouw die, nadat Gaudí haar ten huwelijk had gevraagd, besloot om non te worden.
Zoals je kunt zien, had Gaudí niet veel geluk in de liefde. Na meerdere malen zijn hart te hebben verloren aan vrouwen die allemaal voor een ander kozen, wijdde Gaudí zich naast de architectuur ook aan zijn geloof.
Gaudí en het geloof
Gaudí was een vrome katholiek en een fervent gelovige. Vooral in zijn laatste jaren nam zijn religiositeit toe. Overtuigd dat men geen werk kan verrichten zonder opoffering, wijdde hij zich aan een leven van boetvaardigheid en vrijwillige armoede.
Hij volgde het devies uit de monniksregel van Sint Benedictus, ‘Ora et Labora’, oftewel ‘Bid en Werk’. Zo vastte hij regelmatig en schonk weinig aandacht aan zijn persoonlijke verzorging.
Gaudí bezocht daarnaast elke dag tweemaal de kerk: ’s ochtends de parochie van Sant Joan de Gràcia en ’s avonds, na zijn werk, de kerk van Sant Felip Neri in de Gotische wijk. Het was deze wandeling naar de kerk van Sant Felip Neri die hem fataal werd op 7 juni 1926.
De dood van Gaudí
Op 7 juni 1926, na zijn dagelijkse werk aan de Sagrada Família te hebben voltooid, begaf Gaudí zich naar de kerk van Sant Felip Neri. Toen hij de kruising van Carrer Bailén en de Gran Vía bereikte, werd hij aangereden door een tram, wat resulteerde in een hersenschudding en verschillende gebroken ribben.
Door zijn slordige uiterlijk en het ontbreken van identificatiedocumenten herkende niemand hem, en Gaudí kreeg niet de hulp die men normaal gesproken aan de architect van de Sagrada Família zou hebben geboden.
Een paar voorbijgangers probeerde hem naar het ziekenhuis te brengen, maar geen enkele taxi stopte voor hen, totdat een politieagent genaamd Ramón Pérez Vázquez tussenbeide kwam.
Gaudí werd eerst naar de huisartsenpost bij Ronda de Sant Pere gebracht en werd vervolgens, vanwege zijn ernstige verwondingen, overgebracht naar het ziekenhuis van Santa Creu.
Inmiddels had de bewaker van de Sagrada Família alarm geslagen toen hij besefte dat Gaudí na tien uur ’s avonds nog niet was aangekomen. Samen met priester Gil Parès begaven ze zich op zoek naar Gaudí en vonden hem in het armenziekenhuis van Santa Creu.
Enkele dagen later, op 10 juni 1926, overleed Gaudí aan zijn verwondingen. De hele stad Barcelona rouwde om het verlies van haar meest visionaire architect.
Op 12 juni 1926 vond een massale begrafenis plaats, waarbij de architect werd bijgezet in de crypte van de Sagrada Família, de tempel waaraan hij 43 jaar van zijn leven had gewijd. Zo werd Antoni Gaudí voor altijd verbonden met zijn meest transcendente project.
Leuke weetjes over Gaudí
- Familiewortels in Frankrijk: De familiewortels van Gaudí liggen in het zuiden van Frankrijk. Een van zijn voorouders, Joan Gaudí, een Franse handelsreiziger, stak ergens in de 17e eeuw de grens over naar Catalonië en belandde in het plaatsje Riudoms.
- Polemiek over geboorteplaats: Er is enige onduidelijkheid over de geboorteplaats van Gaudí. Sommigen beweren dat het Reus was, anderen Riudoms. Gaudí werd echter op de volgende dag van zijn geboorte in de kerk Sant Pere de Reus gedoopt, wat suggereert dat Reus zijn geboorteplaats was.
- Naamkwestie: Er is verwarring over de naam van Gaudí – Antoni in het Catalaans of Antonio in het Spaans. Op de doopakte staat dat hij Anton Placid Guillem heette, maar hij werd ook wel Don Antón genoemd door zijn medewerkers.
- Plaquette in ouderlijk huis: Hoewel er onduidelijkheid is over waar het ouderlijk huis van Gaudí in Reus stond – zowel de Carrer de Sant Vicenç als de Carrer de Sant Joan worden vaak genoemd – ligt er nu een plaquette op het huis op Carrer de Sant Vicenç nummer 4 die beweert dat daar het geboortehuis van Gaudí in Reus was.
- Passie voor het vak: Gaudí had een buitengewone passie voor zijn vak. Hij hield van werken met maquettes en schreef zijn ruimtelijk inzicht toe aan zijn familieachtergrond als “zoon, kleinzoon en achterkleinzoon van kopersmeden”.
- Genie of gek: Bij het overhandigen van de architectuurtitel in 1878 zei Elies Rogent, de directeur van de School van Architectuur in Barcelona: “Vandaag hebben we een architect gecreëerd die óf een gek óf een genie zal zijn”.
- Unieke visitekaartje: Gaudí maakte het enige bekende visitekaartje van hemzelf toen hij architect werd. Er zijn slechts twee van deze visitekaartjes bewaard gebleven.
- Gebruik van organische vormen: Gaudí gebruikte organische vormen, levendige kleuren en religieuze symboliek om een unieke architecturale taal te creëren. Hij wordt beschouwd als een van de grootste architecten in het Catalaans Modernisme en een van de meest invloedrijke architecten ooit.
- Eigenzinnig en nors: Gaudí wordt beschreven als eigenzinnig, koppig en nors. Vooral in zijn laatste jaren leefde hij als een kluizenaar, gefocust op zijn werk en geloof.
- Dienaar van God: In 1992, meer dan 60 jaar na zijn dood, werd Gaudí door paus Johannes Paulus II erkend als “dienaar van God”. Hij wordt ook gezien als de “architect van God”.
- Weinig foto’s: Gaudí gaf er niet om gefotografeerd te worden, wat verklaart waarom er zo weinig portretten van hem zijn.
- Veel mysteries: waar is Gaudí precies geboren? Was Gaudí een vrijmetselaar? Was zijn dood een tragisch ongeluk, of werd hij geduwd? Het leven van Gaudí zit vol mysteries die tot op de dag van vandaag veel discussie oproepen.
- Levende inspiratie: Ondanks zijn tragische einde leeft Gaudí voort als inspiratiebron voor toekomstige kunstenaars en architecten over de hele wereld.
Dit was in het kort wie Gaudí was. Als je meer wilt ontdekken over Gaudí in Barcelona, volg dan mijn Gaudí wandelroute of vraag een tour met mij aan. Ik leid je graag langs alle prachtige werken van Gaudí in Barcelona!
Lees meer